“Ik hoop dat er een kruisbestuiving zal plaatsvinden tussen onderzoek en praktijk op het gebied van vroege onderkenning van problematiek bij jonge kinderen.” Dat is de hartenwens van prof.dr. Hedwig van Bakel, onze nieuwe voorzitter. Zij noemt het in een interview met Charlotte Schenning een eer het hoogleraarschap Infant Mental Health en het voorzitterschap van de DAIMH te mogen combineren.
Wie ben je en wat vind je belangrijk in het leven?
Als hoogleraar Infant Mental Health bij Tilburg University houd ik me al jaren bezig met onderzoek naar de ontwikkeling van jonge kinderen en gezinnen. Al tijdens mijn studententijd, toen ik Pedagogiek studeerde, was ik geïnteresseerd in jonge kinderen en de context en wijze waarin zij opgroeien. Ik heb twee jaar in een therapeutische peutergoep stage gelopen. Hier heb ik geleerd dat het niet alleen belangrijk is om de cognitieve ontwikkeling van kinderen in kaart te brengen en te volgen, maar ook om aandacht te besteden aan het gezin, de context en de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen. Op huisbezoek gaan en kijken hoe het met de peuters thuis ging, was echt een verrijking van de diagnostiek en gaf ook veel duidelijkere handvatten voor behandeling. Het is jammer dat in de zorg op veel plekken deze huisbezoeken in de afgelopen jaren zijn wegbezuinigd.
De keuze om pedagogiek te gaan studeren was misschien wel een beetje van huis uit meegegeven. Mijn moeder was pedagogisch medewerkster en werkte vroeger op een peuterspeelzaal. Op de dagen dat ze werkte, ging ik tussen de middag of na school even bij haar langs om daar wat te drinken en te kijken hoe er met de peuters werd gespeeld en geknutseld. Pedagogiek was trouwens niet mijn eerste studie na mijn middelbare school. Ik ben begonnen met een studie Economie, maar kwam er al snel achter dat ik beter een andere weg in kon slaan. Mijn vader stimuleerde me op dat moment te kiezen voor een studie die ik echt leuk zou vinden. Dat is nog steeds een goede raad geweest. Ik vind het ook belangrijk om iets te doen waar je voldoening uit haalt en waar je je prettig bij voelt. Anders wordt het niks. Op dit moment voelt het ook goed om het voorzitterschap van de DAIMH op me te nemen.
Hoe was je tot nu toe betrokken bij DAIMH en WAIMH?
Dat was in 2002, toen het internationale WAIMH-congres in Amsterdam werd georganiseerd. Een paar maanden eerder was ik gepromoveerd op een proefschrift naar de kwaliteit van de ouder-kindrelatie. Het was en is een congres waar zowel professionals uit de klinische praktijk als wetenschappelijk onderzoekers hun werk presenteren aan een groot publiek. Inmiddels heb ik meerdere WAIMH-congressen bezocht en ben ik steeds meer overtuigd geraakt dat door samenwerking tussen verschillende disciplines de zorg aan jonge kinderen en hun gezinnen verbeterd kan worden. Eind mei vond het 16e wereldcongres in Rome plaats. Daar waren ruim 1600 psychologen, kinderartsen, psychiaters, pedagogen, verpleegkundigen, vaktherapeuten en onderzoekers van over de hele wereld aanwezig om elkaar te informeren over belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de Infant Mental Health. Heel bijzonder om een congres bij te wonen waar zoveel verschillende disciplines zich voor eenzelfde doel inzetten: een gezonde en optimale ontwikkeling van jonge kinderen. Ik was ook aangenaam verrast door de grote opkomst van Nederlandse deelnemers, merendeels DAIMH-leden, en hoop dat de kennis die zij hebben opgedaan tijdens dit congres met veel collega’s zal worden gedeeld.
Mijn voorzitterschap van de DAIMH is overigens mijn eerste echte functie binnen de DAIMH. Ik ben al vanaf het begin lid, maar vanaf nu dus echt actief.
Wat gun je DAIMH in deze fase van haar bestaan?
Op aanraden van de voormalig voorzitter Catherine Pannevis ben ik begonnen met het grondig bestuderen van de statuten van de DAIMH. Ik wil immers weten wat de visie en missie is van onze vereniging, omdat dit de koers bepaalt en ook houvast geeft om nieuwe plannen en ontwikkelingen aan te toetsen. De DAIMH heeft afgelopen jaren door de inzet van zeer betrokken bestuursleden en overige actieve leden steeds meer een eigen gezicht gekregen. Ik zie dat de DAIMH meer en meer op de kaart komt te staan en bij verschillende initiatieven in het land wordt betrokken. Dit is belangrijk. Alleen dan kan een vereniging als de DAIMH groeien. Ik gun de DAIMH dan ook dat het dé gesprekspartner blijft bij alle initiatieven die er momenteel zijn en gaan komen op het gebied van jonge kinderen en ouderschap. De sterke lobby – ook binnen de politiek – om het belang van de eerste 1001 dagen te promoten, kan en mag niet zonder de DAIMH gebeuren. Het aantal leden neemt toe en de kennis en expertise van de leden is divers en omvattend. Hier moeten we als vereniging gebruik van maken.
Wat zijn je ambities? Waar wil je in de komende bestuursperiode accenten leggen?
Zoals ik al aangaf wens ik de DAIMH een nog invloedrijkere rol toe bij alle initiatieven die er zijn op het gebied van zorg voor jonge kinderen. Ik hoop er samen met de overige bestuursleden en leden aan te kunnen bijdragen dat er meer aandacht komt voor vroegtijdige interventie en nog betere zorg voor de allerkleinsten en kwetsbare gezinnen. De DAIMH heeft in de afgelopen periode een duidelijker gezicht gekregen naar andere organisaties toe. Door het up-to-date houden van de website zie ik dat leden enthousiaster worden en voor vragen en adviezen ook vaker een beroep doen op de DAIMH. De DAIMH leeft meer en deze vitaliteit wil ik de komende bestuursperiode graag in stand houden en nog meer prikkelen. Er wordt binnen de DAIMH volop gebrainstormd hoe dit mogelijk te maken. Ik merk dat er een vat vol ideeën is. De kunst is nu om de inhoud ervan en al die ideeën goed naar buiten te brengen en tot iets haalbaars te maken. Zoals Catherine Pannevis al aangaf, is dromen over hoe het ideale plaatje eruit ziet makkelijk, maar je voegen naar wat reëel is een kunst. Ik hoop dus samen met het bestuur en de leden mooie maar ook realistische doelen na te streven.
Op welke punten zie je mogelijkheden voor kruisbestuiving tussen je hoogleraarschap en je voorzitterschap van DAIMH?
Het is een eer het hoogleraarschap Infant Mental Health en het voorzitterschap van de DAIMH te mogen combineren. Het is ook bijzonder. Er zijn denk ik weinig hoogleraren die het onderzoeksterrein van hun leerstoel kunnen koppelen aan een voorzitterschap van een specifieke beroepsvereniging. Bij de WAIMH-congressen zie ik elke keer weer hoe belangrijk het is dat onderzoek afgestemd wordt op vragen die er in de praktijk leven. Tevens zie ik hoe noodzakelijk het is dat het praktijkveld de ontwikkelingen binnen de wetenschap goed volgt. Op dit moment heb ik allerlei onderzoeksideeën waarbij de leden van de DAIMH zinvol betrokken kunnen worden. Ik hoop in de komende jaren dan ook dat er een kruisbestuiving zal plaatsvinden tussen onderzoek en praktijk op het gebied van vroege onderkenning van problematiek bij jonge kinderen, de specifieke factoren die hierbij een rol spelen en de inzet van bewezen effectieve interventies. Alleen door samen te werken komen we verder. Ik heb er in ieder geval veel zin in en dank het bestuur en de leden voor het vertrouwen mij deze positie te laten vervullen voor de komende periode.